Afbeelding 006

Een beknopte geschiedenis van vensterglas

Net als kunststofkozijnen hoort modern glas eigenlijk niet thuis in historische panden. Juist de onregelmatige structuur, luchtbelletjes en lichte verkleuringen in glas verlenen een pand zijn eigenheid en karakter. Weet u welke glassoort in uw pand thuishoort?

In onze streken kwam het gebruik van vensterglas op gang vanaf de late middeleeuwen. In eerste instantie in kerken, maar later ook in kastelen en grote, stenen stadshuizen. Om snijverlies zoveel mogelijk te voorkomen sneed men het geblazen glas in ruitvorm uit de ronde schijven, in een formaat van ongeveer tien bij vijftien centimeter. Vervolgens werden de ‘ruitjes’ in lood gevat en in kruiskozijnen geplaatst.

Door verbeterde productietechnieken konden de ruitjes in grootte toenemen. Dit had tot gevolg dat de ontwerpvrijheid eveneens toenam. In de achttiende- en negentiende eeuw raakte het schuifraam met klassieke roedeverdeling in zwang. In de negentiende eeuw zag het empireschuifvenster met zes of acht glasvlakken het licht. De productie van nog grotere glasoppervlakten maakte het T-venster rond 1900 mogelijk. Vervolgens ontstonden in de twintigste eeuw vele nieuwe varianten.

Schijvenglas

Vanaf ten minste de zevende eeuw tot begin twintigste eeuw wordt schijvenglas gemaakt. Door een klomp vloeibaar glas aan een stok snel om de lengteas te laten draaien ontstaat door de middelpuntvliedende kracht een ronde schijf. Deze schijf snijdt men vervolgens in de vorm van ruitjes. Schijvenglas kenmerkt zich door rondlopende strepen.

Kroon- of maanglas   

Kroon- of maanglas stoelt op hetzelfde principe als schijvenglas. Door tegelijk te draaien én te blazen (met een blaaspijp) ontstaat een afgeplatte bol met, eenmaal losgesneden, een kleine opening. Deze opening wordt, door nog sneller te draaien, steeds groter. De zo ontstane ronde schijf met een diameter van één meter twintig is dunner dan schijvenglas.

Gebouwen van voor 1915 hebben van oorsprong cilinder- of schijvenglas


Cilinderglas

In de elfde eeuw ontwikkelen Duitse handwerkslieden een nieuwe techniek voor het maken van vensterglas. Hierbij wordt een van vloeibaar glas geblazen holle cilinder in de lengte doorgesneden en in een strekoven uitgerold tot een vlakke glasplaat. Deze methode gebruikt men overwegend voor het vervaardigen van blank en gekleurd glas in lood, soms wel in vijfduizend kleuren. De stukjes glas snijdt men niet langer ruitvormig, maar rechthoekig.

Getrokken glas

Diverse pogingen in het midden van de negentiende eeuw om glas rechtstreeks – en dus zonder gebruik van de cilinder – uit een glasmassa te ‘trekken’, mislukken. In 1905 is het echter raak. De Belgen Emile Gobbe en Emile Fourcault trekken voor het eerst een brede band stroperig glas uit een oven in een verticaal geplaatste koelschacht. Dit machinaal getrokken glas, een echt massaproduct, komt in de jaren twintig van de vorige eeuw op de markt. In het glas zijn vaak nog ‘trekstrepen’ waarneembaar

Gietglas

Met hetzelfde principe waarmee de Romeinen hun vensterglas vervaardigden, produceren vaklieden vanaf de zeventiende eeuw gietglas of ‘spiegelglas’. Hierbij wordt een vloeibare glasmassa op een vlakke metalen plaat gegoten en met een wals uitgestreken. Na afkoeling krijgt de plaat een slijp- en polijstbehandeling. Gegoten glas is in vrij grote afmetingen verkrijgbaar en wordt daarom vooral gebruikt voor grotere ruiten zoals etalageruiten en XXL- spiegels. Door de intensieve bewerking is gietglas duurder dan getrokken of geblazen glas.

Floatglas

In 1952 ontwikkelt Sir Alastair Pilkington een procedé waarbij vloeibaar glas wordt uitgegoten over een bad met vloeibaar tin, waarop het vervolgens blijft drijven: floatglas. Het tin zorgt voor een perfect gladde onderzijde, een grote hitte boven het glas voor een gladde bovenzijde. Deze methode wordt nog steeds toegepast bij de moderne glasproductie.

 

Welk glas hoort in uw pand?

Gebouwen van voor 1915 hebben van oorsprong cilinder- of schijvenglas. Etalages of panden van eigenaren met een goedgevulde beurs kunnen ook uit spiegelglas bestaan. Schijvenglas, kroonglas en spiegelglas wordt niet meer gemaakt. Cilinderglas nog wel, met name in ambachtelijke ateliers, in Duitsland en Frankrijk. Een alternatief voor spiegelglas is floatglas, beide zijn namelijk zeer vlak. Getrokken glas is nog verkrijgbaar bij de gespecialiseerde glashandel. Let bij het plaatsen op de juiste (dezelfde) richting van de trekstrepen!

 

Tekst | Herenhuis
Geplaatst in maart/april-editie 2015

Deel dit bericht